Het belang van de PoetrySlam ligt in het spreken van poëzie en het uitspreken van poëzie. Hierin wordt naast de geschreven vorm een betekenislaag aangebracht in het geluid van de poëzie. Het vraagt naar de klank van de poëzie. De PoetrySlam zoekt zich een weg door de gesproken poëzie als middel om poëzie uit te drukken. Ze zoekt niet een gemiddelde, eenheid of gelijkvormigheid. In spraak ligt de intonatie en het denken van de poëzie besloten waardoor zij wordt geduid. Het pandemonium van spreken ligt hier aan ten grondslag, die soms terecht een Babylonische spraakverwarring is. Het langs verschillende wegen zoeken naar betekenis in tekst vertelt meer dan een en dezelfde stijlvorm.
PoetrySlam is daardoor niet een stijltype. Het stelt de gesprokenheid van de tekst centraal zonder een richting van poëzie te benoemen. In dit uitgangspunt ligt een van de zwakten van de PoetrySlam. Wanneer we de gesprokenheid van de tekst centraal stellen, kan verondersteld worden dat zij de enige grondtoets is waarop moet worden beoordeeld. In de veelheid aan richtingen in de poëzie zou zij de enige overeenkomst zijn. Waar hieraan wordt voorbij gegaan is het feit dat we nog steeds praten over poëzie en daar bindt zij zich. Het is niet louter het geluid dat het oor doet raken, zij draagt de betekenis van de poëzie.
Poëzie als drager van betekenis kenmerkt zich door het zoeken. Ze heeft niet de uitleg als basis of het verlangen naar een eenrichtingsstraat. Zoekend in spraak gaat ze over het zoeken zelf. In het bepalen ligt immers de Schrxf6dinger kat te spinnen. Bepaalde poëzie zoekt niet, ze legt uit. Het bouwt aan een spiegel van een cultuur die het zelf wil terugzien. Het is hierin een feest der herkenning, vertrouwen en consumentisme. Ze heeft de wil van benadrukken, overnemen en het verklaren dat gewoon niet te bepalen is. “Hoe maakt ze zichzelf?” is geen vraag die haar gedachten bezig houdt.
Kenmerkend voor de PoetrySlam in Nederland is haar verscheidenheid van poëzie, in betekenisgevend, geschreven woord als haar wijze van gesprokenheid. Ruwe categorieën die kunnen worden gemaakt zijn; Ambachtelijkheid, Conceptualiteit en Toegankelijkheid. Bij elke categorie zijn gedichten aan te wijzen en daarbij bepaalde dichters, zonder een waardeoordeel uit te spreken ten aanziende van de poëzie.
Hierin ligt namelijk een bepaald uitgangspunt besloten waarmee poëzie wordt beoordeeld. Dit punt mogen we niet voorbij laten gaan als er gesproken wordt over de beoordeling van poëzie. Spreken van poëzie en over poëzie kenmerkt zich door deze categorieën en veronderstelt een bekent zijn met deze kwaliteiten van een poëzie. Schrap een van deze categorieën als voorkennis ten aanziende van poëzie en daarmee wordt een beoordelingcriterium, dan wel uitgangspunt tot het maken van poëzie, geschrapt als mede de bewuste dichter die behoord tot het geschrapte criterium.
Dit is een van de heikele punten die de PoetrySlam en de gesproken poëzie heeft met haar beoordelingen. Wanneer een der categorieën, bijvoorbeeld het toegankelijke, als enige criterium gaat gelden leidt dit tot een bepaalde groepsvorming in de poëzie, een bepaalde stijl van poëzie. Het streeft daarin naar een bepaalde eenvormigheid om van uit hieruit poëzie buiten te sluiten. Het zoekt hierin niet naar een zoeken van poëzie; het sluit buiten. Niet langer kan dan de veelheid centraal staan maar moet er gesproken worden van een bepaald zijn. In een van de ergste scenario’s kan het leiden tot bloedarmoede en verschraling die leidt tot uitsterven. Het zou de gesproken poëzie willen bepalen tot een specifieke wijze van uiten. Zij is dat niet. Spreken van zichzelf is een divers gegeven dat gekenmerkt wordt door verscheidenheid. Ze maakt woorden in klank tot betekenis.
In-woord-zijn is in het meervoudige zijn van de betekenis en van de uiting. Het veronderstelt echter een voorkennis. Het neemt zijn publiek op de proef door het serieus te nemen. Het publiek is hierin een willen te luisteren, betekenisvoorzienend door het gehoor. Ze gaat uit van door het gehoord worden te dagen naar duiding. Het maken van dit contact met het publiek is het vinden van een drager tot denken. Het is meer verlangen dan louter enkelvoudig verdragen van geluid. Geluid op zichzelf alleen is geen poëzie of in andere zin; muziek.
De geordende geluidsbetekenis kan een omschrijving van PoëzieSpraak of gesproken poëzie zijn. In het beluisteren vraagt ze niet alleen om begrip; ze vraagt naar betekenis. Dit is direct gericht aan het publiek; ze wordt bevraagd. Als het publiek alleen op zoek is naar antwoorden moet die dan worden gegeven? PoëzieSpraak vervreemdt niet van haar publiek door dit vragen. In dit vragen liggen antwoorden besloten. In het bloedserieuze spel van taal geeft ze die diverse inzichten. Het betrekt het publiek door zich te tonen. Wordt bexefnvloed door het getoond zijn aan. Is dit de interactie die in de PoetrySlam zo wordt gezocht?
Het innige contact met het publiek is niet het hoofddoel van de PoetrySlam. Als PoëzieSpraak dit alleen zou wensen is het een gemeenhuis zonder podium, zonder vraagtekens, zonder spraak die taalt. Het verliest op dat moment om te dagen en daarmee haar publiek. Haar reactie zal terecht zijn dat ze, na enkele keren, zal zeggen; Alles lijkt op elkaar en het was een vermakelijk avondje uit. Een PoëzieSpraak die zich ten doel stelt om een vermakelijk avondje uit te zijn mag zichzelf afvragen wat ze wil, als ze al wat wil.
Waar blijven dan ambachtelijkheid van de woordsmeden, het ondoordringbare van de conceptuelen en de toegankelijke lach? Ze zullen niet meer worden gehoord en worden vermalen tot een brei met een onaangename kleur grijs.
Even min ligt kern van PoetrySlam in haar wedstrijdvorm. Zonder uit te wijden zijn er genoeg podia te benoemen die onder deze noemer zijn te schuiven en waar amper tot geen competitie aanwezig is. Waarom worden dergelijke podia dan toch onder de PoetrySlam geschoven? Het verschil is de concentratie op de gesprokenheid van de poëzie, een PoëzieSpraak. De nadruk komt door de wens te luisteren naar poëzie. Wordt hierin de toegankelijkheid nagestreefd? Deze vraag is hierin niet ter zake. Ze kan de toegankelijkheid van de poëzie tot het gevolg hebben edoch dat is slecht een bijkomend aspect. Het onderzoekt hoe poëzie moet worden gesproken. In de onmogelijke opgave om de tekst als betekenisdrager op papier te laten klanken komt de moeilijkheid van de spraak naar voren. Waar er genoeg dichters zijn die zich dit gedeelte van de poëzie te ruste laten liggen, wat vaak beter is dan te hard willen, zo niet de PoëzieSpraak.
PoëzieSpraak maakt zich in het uitspreken kenbaar – niet te verwarren met HERkenbaar. Door het uitspreken is er geen ontkomen aan intonatie en benadrukking van de tekst. Benadrukking is een bekend gegeven van poëzie. Zij vindt ook plaats in een gepubliceerde tekst door de wijze waarop en waar de woorden op de regels en de bladspiegel zijn geplaatst. Door de intonatie worden (andere) betekenissen bij de tekst gevoegd. PoëzieSpraak beeld in taal, dus in tekst, beeld en spraak. Het geeft in de spraak, daar zij een ander medium is dan tekst of beeld, een gedeelte van de poëzie weer. Het is geen interpretatie van tekst noch een eigen discipline ze behoort als gesprokenheid toe tot het totaal van de poëzie. Het maakt zich door gehoord te worden.
PoëzieSpraak ontwikkelt het gehoor van de poëzie en daar mag moeite voor gedaan worden.