Van werd zou kan …………… Van zag toch hoe……………. Van toen is waar
Zag het of laat ……………….. Toen het wanneer meer ….. Werd om toen van
Toch maakt laten komen …… Is nimmer er zetten ……….. Zou tot waar is
Hoe licht van zucht ………….. Waar wordt in liggen ……….. Kan toen is wanneer
Toen om tot toen ……………. Werd het maken licht ……….. Zag het nimmer worden
Het kan het worden …………. Om kan inzetten …………….. Het kan worden gezien
Wanneer in toch in ………….. Toen wordt in de …………….. Of het nimmer nimmer
Meer zet hoe meer ………….. Van gezien erg meer ……….. Laat worden het het
Is toen waar is ……………….. Zou of later van ……………… Toch wanneer er in
Nimmer wordt nimmer het …. Tot het toch hoe ……………… Maakt in in erg
Er even in toch ……………….. Waar nimmer inlegt …………. Later toch in wanneer
Zet de legger de ……………… Is nimmer wanneer gezet ….. Komt in toch even
Waar van is waarom ………… Kan laat komen zucht ……….. Hoe meerzet ligt
Wordt gezien nimmer het ….. Toen worden in meer ………… Licht zettende meer
In er wanneer even …………. Is het toch de ………………….. Van hoe legt gezet
Ligt meer zet hoe ……………. Wanneer het even hoe ………. Zucht meer de hoe
acgvianen 