Dit is het Krantje wat verschenen is bij de tentoonstelling "Eigen Terrein"
waarin o.a. deze tekst is verschenen.
Van ik, hij & haar wijk
Proza-poëzie
door: ACG Vianen
Waar bevind zich de
begeestering, het eenvoudig gevolg van dat je kijkt? Waar zal/kan het een en
ander zien, wat zich laat binden?
Het is niet iets
waar ze van mag blijven verwachten dat het enkel een zoveelste deel zal
aangrijpen.
Hier te zijn uitgespreidt
– en tussen het zo nu en zal dan – is wachten op zijn werking die met z’n wil
niet wordt gemaakt. Het is te worden opgeslokt in wat daarnaast ligt. Vanuit
z’n matigheid zou hij het verder willen laten komen van wat is vastgesteld –
hoewel hij alles heeft klaar staan – blijkt het z’n uitstelling te moeten
hebben weten te verwerken.
Ze horen in de verte een laatste kreet. Het
sinjaal heeft toch allang geklonken? Was hij alweer in z’n huis? De wind gierde
verder naar zijn zoveelste verantwoording. Hier had hij net zo goed tussen zijn
eigen verwachtingen kunnen doorgroeien. Hier moest het dus gaan gebeuren.
Nogmaals zet hij de eerste stap. Het is
daarmee dus ook altijd weer z’n laatste stap, om mentaal in te prenten, wat is
achtergelaten, waar hij niet meer zal terugkeren, stopt hij.
Hij mag noch zo in de bekering zijn, maar dat zal
ons niet weerhouden. We bekijken hier toch de andere zijde.
Een schittering in het felle licht verblindt
hem. Was het munt of was het kop? Maak niet uit! Waar twee honden vechten, gaat
een derde op de loop met z’n keuze. Daar waren misschien ook zijn stappen
gebleven. Uit het verschil van z’n ene en z’n andere voet blijkt dat hij niet
zomaar hier is blijven staan. Het grijpen deed hem beklemmen. Hij is nu al
langer als een halve minuut op deze locatie en dat maakt het wel iets meer dan alleen
een simpele twijfel.
Dit doorlaten gaan is je verwelkoming, die zij
hebben gemaakt tot een slecht genoegen. Breek je de dag in twee, dan voelt de
ander zich te kort gedaan. Compenseer dan die doorhalende wenken tegen het: ‘zo
maken ze het vroeger niet meer.’ Nee, natuurlijk niet! Die oude troep mogen ze
van mij gerust laten voor wat het is. Dit veld is de wildernis waarin alles
tegen elkaar is aangedrukt. Het veinzen blijkt mij daarin dit te willen laten
verdonkeren.
Zij, met haar oprijzende gestalte, mag daarin niet
tot onrust wekken. Ze mag niet verdonkeremanen, niet hanteren wat zo weer de
straat op kan worden geveegd. Met een volgende zet leeft ze weer op. Daarbij
ben ik niet een vanzelfsprekendheid, die zich van deur naar deur dwingt. Zo ligt
ze open en bloot met haar gekromde rug aan de andere kant te wachten. Niets is
meer wat werkelijk op iets anders zou kunnen lijken. Het is alleen maar deze
poging tot afstemmen.
Hij probeert nog steeds die keuze te maken.
Waar het geweten zichzelf niet durft aan te
spreken gaapt het lakende genot. Hij bevoelt wat moet worden bedwongen: een
opgeworpen zelfstandigheid, waarmee je net met mijn hand in de zij dit tussendoor
hebt laten weten. Nu blijf je daar stil onder. Wat verzoek je daar dan mee?
Geen toespeling blijft je bespaard. Hier helpt niets! Dit is het moment waarin
je mij als een zo-direct hebt laten wachten. Je wist niet dat dit moest
groeien. Mijn hand kweekt zo het voelen van ander vlees, ander leven, andere
kruisbestuivingen.
Ze ziet direct het gezicht dat hij voor haar
heeft herhaald. Dus wat bleek je in de zon? Ze verlegt daarmee haar eigen
associatie.
Het gevoel is dat je haar maar een enkele keer
hebt verraden. Heb je dit geduld, zoals zij het hoogtepunt in de verte ziet
staan? Daar zou dit alles dan hebben kunnen beginnen. Het is ze niet gegeven.
Hij ziet het een en ook het andere niet, dat vanuit haar wereld komt.
Wat heb je daar te zien? Wil je het opgediend
krijgen? Heb je mij wel degelijk die consequentie niet kwalijk genomen? Het is
de lijn die hier moet zijn getrokken. Deze zoveelste uitsparing die moet worden
bewapend, legt dit samengaan tot in en met de spanning. Heb dan daarmee de
verstelling, dat ze mij van geluk heeft.
Ach, dat bleek vooral haar eigen wil te zijn.
Dit volgende maakt niet de uitnodiging, die ook moet zijn gedaan. Het was al
oké. Jij komt uitgespreid te liggen, om te worden geconsolideerd. Waakt hij
boven op deze komst? Dadelijk wil ze deze. Noemt dit: ‘bij de kans’. Een
werkelijkheid die toch direct door heeft kunnen gaan? Het gebiedt haar naar
bloedarmoedigheid en dat stelt haar maar amper gerust.
Zij heeft hem – zowel als het zonodige – laten
veronderstellen, waarbij dan zijn uithang naar dit opwerken, van zo makkelijk
te verschuiven, in het kennende lot de bekendheid gezet.
Zo waar wordt dit noemswaardiger dan deze
opgebrokenheid werd aangevangen. Het ging zo niet meer. Hier te blijven staan
en maar te komen tot even fijn afgewogen zijn. Samengeperst werkt hij ook op
z’n eigen in. Daar treft dit aanblijven bij waarvan ik ook kapot ben. Zo kan je
toch niet doorgaan. Je werk heeft zich verlost van elke appetijtelijkheid
Mijn hand houdt zich daarbij stil.
Wat kon ze anders vermoeden. Had ze om het een
of ander niet diezelfde vraagstelling moeten laten schieten? Mij had het verder
niets uit kunnen maken, dat het of zo, dan wel anders is. Het is je geheel
kunnen laten overleveren aan iets waardoor het zijn verdrongen kan worden. Daar
had hij over ingezeten. Dus waar zoiets behoorde tot het gewone, is dus het voltrekken
van bevestiging. Het beëindigd dit amper nog tot zeker kunnen weten dat hij
verder zou mogen gaan.
Daar zwijgt hij over.
Welke afwegingen door zijn gestalte werden
veroorzaakt, of door de plompheid van haar voorkomen, zouden/moesten in
ogenschouw worden genomen. Wat zich afweegt kent zich te weinig. Wordt nu
dadelijk het gelijk van haar. Welk motto hij daarmee ook heeft willen hanteren,
het gelijk baart z’n veelkundigheid, omdat hij denkt in dat gebied een
huisvesting te kunnen/moeten/hebben/laten stoelen op meningen (doorspekt van
laten gaan) in een diep betrouwbaar – of ontzenuwd – eigen ontwikkeling te verwachten
(mogen/gebeuren).
Maak vast! Dit is de ontmoeting.
Daar greep de linker of de rechterzijde van
die hand het gelijk in de zij. Wordt toegelaten tot wat slechts de getolereerde
hand is, van kennelijk al hebben geweten. Ze geraken het nu dus als wat al was.
Het betrekken van die ene voet, die gesteld moet worden, geeft aan dat door dit
te willen laten gaan dat het zittend wordt vertraagd tot in zijn uiteindelijke
keuze.
Het hek staat zoals zo vaak op een kier. Daar
mag dan het verwachten z’n post vatten. Daar leek de geruststelling te gaan
falen en hij deed zichzelf die eer aan.
Wat in deze openheid is opgegroeid kan alleen
maar wegwaaien. Richting waar? Richting het ergens dat de komst van het
vastgestelde drama is. Elke inhoudelijkheid zou daarmee de vervulling van de samenkomst
nimmer als verzet kunnen aangeven.
Wat mag je dan verwachten met zijn hand tussen
het zoveelste? Niet dat het bekoren wordt gemaakt van zoiets waar het komen
naar ooit is. Hij voelt dat bij nog wel, maar zij blijft in het weten door de rimpeling.
Daar verheft zich de kundige die zomaar de verwelking van verder eens heeft
kunnen vastleggen. Het benadrukt dit maken, wat aan genezijde bestormd wordt.
Nu heeft dit door diezelfde stap alles laten
worden waarin de ik, die zichzelf vereenzelfigd met zowel hem als haar, zou
moeten laten komen te kunnen functioneren. Het is dus die houding die een
tegenspraak is. Zowel de dichtheid geeft al deze mogelijkheden en tevens z’n
verstelbare datum van geliefdheid. Hij kan het dus wel willen kennen van die
stap, maar ik zal hem dat toch niet aanraden.
Zij heeft bekeken dat ze toch wel wat meer te
betrekken heeft als alleen maar jouw doel na te streven. Waar hij die dan moet
vinden? Hierdoor krijgt de vraag gelijk een andere lading. Het maakt z’n
verhouding een beperkt zijn in de tussenliggende periode tot wat ze heeft laten
welgevallen. Hij mag met zichzelf dit ongemak kunnen wegzetten, zij is niet bij
die eens en vooral niet bij dat zijn.
Het zou toch binnen de structuur van deze
relationele eigenschappen zijn dat hij andere richtingen zoekt. De keuze heeft hem
dan ook niet verlaten. Hij wil dat zelf in de wil raken, zodat het zien dichterbij
een gemakkelijkheid is. Zo komt het niet weer als voorgeschreven tot wat van het
ene tot het andere moment helpt.
Moet dit nu een toekomst zijn? Je hebt een
verleden laten reproduceren in wat je nu aan het verkennen bent. Het had
gemakkelijk op een andere manier kunnen worden bezwaard. Voor jou is het dan
gemakkelijker om te weten dat hij die keuze is.
Zij heeft dus het gedaan gemaakt. Zo ging de
stap verder naar het buiten. De trede ligt in de stad die haar zomaar heeft
doen toevoegen. Deze bereiding van het laten nemen is gemaakt door jou – en ik
mis je – toch gemakkelijker dan te worden doorgevoerd. Het helpt niet meer om
te weten dat ze zo maar alles in deze houding ziet. Hij kwam vanuit wat vertrouwen
kon wekken en zij is in dit gemak geraakt.
Ze weet toch nog wel dat zij jou eens van een
minderheid heeft beticht? Je mag toch niet weten dat zij hetzelfde nooit heeft
kunnen verwerken. Niet dat de aanraking beter heeft kunnen functioneren. Het
komen-bij is niet direct het aanstichten van een verwerving. De benoemingen
mogen achterwege blijven. Hier hebben zij het nu laten gaan. Hij kan niet meer
zijn in de lijn die altijd wordt verwacht. Elke aangesproke zal de
verantwoordelijkheid laten liggen.
Waar is dan het moment gekomen dat het maakt?
Waar is deze aanzet dat wel eens anders heeft moeten worden? Niet dat die ene
hand dit had kunnen voorzien. Het voorstel blijft tot weer een andere verandering
zich aandient. Uitgedeeld ligt de wijde omtrekt open. Het nieuws werd gematigd
positief ontvangen. Een dynamiek zou zich hier dan kunnen ontwikkelingen,
waarmee een voorgesteld streven overeen zou gaan komen.
Wij beide, net zo goed als hij, waren direct
verantwoordelijk voor haar. Maakt daarmee de verwachte aanstalte en de gestalte
die stond te wachten op de stap tot eenenhetzelfde.
Nu is die lijn dus weer direct aangeslagen.
Het helpt het weerzien dat zij het uitbreiden van de hoge rug is, die naar de
buurt zal komen. Misschien is het door hem dat zij een aansluiting zal vinden.
Jullie willen zijn in dit samenkomen. Waar dan haar wijk kan beginnen, van nog
meer als wat niet meer zal zijn. Hij is in bezit van die verwachting. Altijd
heeft wachten meer met hem te maken gehad dan met haar. Het was vooral duidelijk
dat zij daar zou zijn.
Hij kon niet langer bij het hek blijven
wachten. Hij wist nu zeker dat het niet meer dicht was. Misschien wel het
verder op? Dit was nu haar begin. Een kleine ontginning van het gebied dat eens
groter zal worden. Een werk dat niet wordt gedaan om het doen, maar om gedaan
te zijn. Het maakt z’n gemoed onrustig. Had hij mij verkeerd begrepen? Had ik
hem niet continu daar buiten moeten laten staan, wachtend op zijn eigen stap?
Mag ik dan vragen waar ze heen wil.
Waar wilde ze heen? Ze wilde met al haar
kracht gaan wijken. Een deel worden met waar ze al zolang van afgesloten lag.
Geen beveiliging meer van haar kale prachtigheid. Een autonoom onderdeel in
resonantie worden is haar roep. Dat zal voortaan haar doel zijn. Deze wijk, die
zij is, zal toevluchtshaven zijn. Ik/hij zal haar bezoeken. Hij heeft haar
nodig vooral om zijn wil te positioneren. Hier helt dan haar eenvoudigheid naar
een krulling toe.
Het gebogen spoor trekt over haar ruggenmerg
tot wij de wijk nemen tot elkaar.