Een schrilte ademt
verdacht
heb ik even
tot dan
of als
het is die tas op de
trap
die geraakte hand
ach
het moet niet
ze is
waar je zou moeten
worden gevangen
lijkt eender deze
andere kant
het is dat ook wel
gezien
het vernaderen van
lichtloos
en dat stappenloos
memoreren
schiet in het blauw
voorbij
zijn nachtelijk
verschieten
moet tussendoor
gedrempeld
tweemaal zeker
wachten
in gezusterlijk
benauwen
deze hoek geslagen
roept omver
waar uit strak
getrokken
wordt verzekeren in
zichzelf
ingetreden als onmachtig
laat het bevochtigen
mijn verscheurende
lippen
in jouw
aandachtigheid
waar misschien is
verdeeld
maken naderingen tot
ooit
waakt de nieuwe
afstand
gelijk wenst in die
veroudering
tikt mijn glas naar
oranje
of bijna rood &
wit
wat de hand lijkt te
sluiten
geeft even aan mijn
toch
had je doorschenen
wat gaat om
beslechten
welk gelijk is
getrokken
waarin is geopperd
lijst naar de altijd
tot in de
veronderstelling
buig ik onder het
beeld
versteende
bedwinging
voor de zuiverheid
wellicht is mijn naast
waar
dat zij dit moet
weigeren
uit te ver en
ontdaan
wil mijn ooit nog
worden
dan beveel ik dus de
reder
in het groevere
gelaat
van de duistere
voeten
wist jij van elke
beroering
in dit verjongend
hart
wat niet schijnt te
willen
daarom is misschien
waar
tot zijn begin
gelijkt
en haar stem waakt.
(JUR winnaar en Maaike Haneveld Publiekswinnaar)