Het bijna als wij
als we dachten
als we waren
Sprekend en roterend
dus wel
of
hopelijk
Die naderende landschappelijkheid
is terug
om
het wil zo
Ken jij de volgorde
Maar waar was je
of
hoeveel kan het zo
Dit gelijk spreken
van elke gesprokenheid
Het gelijk dat nooit
waar tussen daar
ons vel viel
Tot elk achtergelaten spoor
wat verder bracht
in gelaten denken
Blekend tot thuis
onder verdonkeren
en
gebroken ademend
Is waarin we niets herkenen
het breed bekeken
en
zwellend hoofd
Dit werk van onze gezamenlijkheid.